Ik ken vele zogenaamde ‘optimisten’ die in een feite een groot gebrek aan realisme hebben; ze zien dingen als halfvol, maar wat er werkelijk aan de hand is, is dat ze niet goed kunnen zien. Wat ze meestal niet goed kunnen inschatten is de werkelijke tijd dat een bepaalde handeling of activiteit duurt ipv de absolute tijd dat de activiteit of handeling geïsoleerd duurt. Neem als voorbeeld de trip van Amsterdam naar Den Haag, een autotrip die ik voor vele jaren heb moeten nemen als gevolg van mijn werk. Bij de betreffende organisatie (die overigens een overheidsorganisatie was), heerste een auto ontmoetingsbeleid. Het werd je ontmoedigt om met de auto te gaan reizen om het ‘milieu’ niet te belasten. Ook werd vaak aangehaald dat het met trein sneller reizen was.
Laten we de ‘snellere’ reistijd eens onder de loep nemen. Ten eerste: je kunt je niet ineens teleporteren van je huis naar de trein. Je zult dus eerst tram, bus of andere vervoer moeten nemen naar het treinstation. Eenmaal aangekomen in Den Haag, zul je ook jezelf niet weer kunnen teleporteren van trein naar het kantoor. Je bent dus weer gewezen en afhankelijk van ander vervoer.
En hier is waar deze ‘optimisten’ de plank volledig misslaan! De keten van afhankelijkheden (huis → tram, → trein, bus/metro → kantoor) zorgt voor een domino effect van tweede-orde effecten. Als je bijvoorbeeld de eerste tram mist en de volgende tram komt 10 minuten later, kun je de de trein missen, waar de ander misschien 15-30 min weer later komt, die weer net niet aansluit op het ov in Den Haag en zo kom je in totaal een uur te laat, ipv de 10 eerste minuten! Dit kan je in sommige gevallen je hele baan kosten en een storm van negativiteit creëren, als gevolg van dit zogenaamde ‘optimisme’.
Een realistische optimist zal dit incalculeren en zou dan veel eerder van huis van moeten gaan dan op ‘papier’ staat. Waardoor het je niet je baan zal kosten, maar je reisduur is 2x zoveel als dat op ‘papier’ staat. De les is hier: dingen duren veel langer dan je denkt, dus wanneer je ‘ja’ tegen iets zegt, zul je rekening moeten houden met de tweede-orde effecten (en hogere orde) en niet alleen met de eerste.
Dan het milieu ‘argument’. Voor bovenstaande argument zijn vele ‘optimisten’ blind en komen met oplossingen als een auto ontmoedigingsbeleid om het milieu te ‘redden’. Dit houdt in dat medewerkers niet mogen parkeren op het parkeerterrein van de organisatie zelf. De medewerkers die door voorgaand argument (en nare ervaringen) toch met de auto komen moeten reizen, (in de eerste versnelling) circuleren in de stad om uiteindelijk toch een parkeerplek te vinden. Wat gebeurt er met het milieu als een twintigtal elke dag zit te ’toeren’ en te ‘loeren’ in de vroege ochtenduren op zoek naar een parkeerplek?
Van bovenstaande is ondergetekende het slachtoffer geweest. De stress van elke ochtenduren ‘bezig’ zijn met het zoeken naar parkeerplekken was veel meer dan stress van het werk zelf! Daar bovenop parkeerde ik een ochtend op een plek met een verlaagde stop rand (wat verboden is; ‘hoe had ik dat niet kunnen weten!), waardoor die ineens was weggesleept, en de chaos was helemaal compleet!
Dit is een gevolg van gedesillusioneerde mensen die het beleid voeren en geen weet hebben van tweede-orde effecten in het dagelijkse leven.
Een ander voorbeeld is invoeren van statiegeld op blikjes om vuiloverlast tegen te gaan. Mensen betalen dan een extra bedrag bovenop de prijs van een blikje zodat deze worden aangemoedigd dit terug te brengen en ze krijgen dan dit bedrag (statiegeld) weer terug. De intentie is ‘goed’, maar kennen we de de gezegde dat de weg naar de hel geplaveid is met goede intenties?
In Amsterdam gooien mensen uit luiheid gewoon het blikje weg! Overigens wel meestal in de vuilnisbak. Alleen zijn er zwervers, daklozen en andere ‘hobbyisten’ die dan, meestal in de avonduren, je raadt het al, gaan zitten loeren en toeren op die blikjes! Ze halen elke prullenbak op de straat omver om zo de blikjes in leveren bij de plaatselijke supermarkt voor statiegeld. Het tweede-orde orde effect is nu dat er vuil op straat ligt (maar geen flesjes en blikjes!) en lange rijen bij de statiegeld automaat! Voor dat beleid had je alleen vuil wat door mensen op straat was gegooid, maar nu heb je dat vuil plus het vuil uit opengemaakte vuilnisbakken.
Precies het omgekeerde resultaat wordt gecreëerd, door ‘optimistische’ (lees naïeve) beleidsmakers zonder weet van tweede-orde effecten.
Als online coach kom ik regelmatig nieuwe potentiële studenten tegen die online coaching willen volgen. Vol met ambitie en, daar gaan we weer, ‘optimisme’. Tijdens het consult probeer ik een realistisch beeld te krijgen van de persoon, zijn of haar werk etc. Meestal wil zo’n student veel te veel doen in een veel te korte tijd (we hebben allemaal haast!). Ik probeer de student juist te de-ambitioneren; ik leg uit dat ze veel kleiner moeten beginnen en zich nederiger moeten opstellen jegens een project als bijvoorbeeld het leren van een handstand. Maar een groot aantal denkt ‘optimistisch’ en denkt een uitzondering te zijn en het allemaal wel aan te kunnen (naast hun werk, sociale leven etc)…
Dit soort type studenten betalen dan netjes maar je hoort na een paar weken nooit meer van ze terug! Soms krijg je een verhaal dat ze te veel bagage hebben of toch in tijdnood blijken te komen etc. etc, Maar de olifant in de kamer is dat ze heel slecht zijn in het schatten van tweede-orde effecten. Als ze gewoon klein waren begonnen, dan hadden ze inmiddels al die verdomde handstand!
Bovenstaande zijn slechts drie voorbeelden van waar tweede-orde effecten schuilen, maar lees dit artikel niet verkeerd. Ik zeg niet dat je geen optimist moet zijn. Ik zeg dat je een optimist moet zijn rekening houdend met tweede-orde effecten! Op die manier is je planning reëel en eindig je niet als een chaoot die ‘ja’ tegen alles zegt en heel bezig lijkt maar in feite niet zo veel doet.
Hoeveel activiteiten doe je nou eigelijk echt die betekenisvol zijn zodat je echt kunt zeggen dat je ‘bezig’ bent?
Stof tot nadenken…